Van Steensel noemt het model 'Cori' (Guthrie & Wigfield), waarbij kenmerken van succesvolle lezers worden gestimuleerd via onderwijs. Hierbij staat (begrijpend) lezen niet als apart vak op het rooster maar is lezen geïntegreerd in het vakonderwijs. In een nieuw project werkt Van Steensel op basis van de Cori-conclusies aan de ontwikkeling van het bevorderen van leesstrategieën in combinatie met leesmotivatie, geïntegreerd in het vakonderwijs. (Hij bedoelt hiermee de zaakvakken).
Van Steensel richt zich in lopend onderzoek ook op het verminderen van leesweerstand. Dit is weer iets anders dan het vergroten van leesplezier, en vraagt dus mogelijk ook om andere interventies.
Segers stelt vast wat leerkrachten uit de praktijk kunnen beamen, namelijk dat de instroom in groep 1 zeer divers is. Afhankelijk van de geletterdheid en taligheid dan wel zwijgzaamheid thuis, komen kinderen met een bepaalde woordenschat de school binnen. Woordenschat is van invloed op begrip, begrijpend lezen en uiteindelijk prestaties in het onderwijs. Woordenschat is in principe goed met digitale media te bevorderen. Op dit moment bestaat de software voor kleuters, zo ziet Segers, veelal uit droge oefeningen, als een soort werkblad. Dit voegt weinig toe. De heilige graal is, zo stelt Segers, niet het toevoegen van sec technologie. De complexiteit van meerdere media tegelijkertijd en een gelaagde structuur bieden kansen. Op dit moment zijn er meer 'playground-achtige' spellen in ontwikkeling. Dit zal, in tegenstelling tot de huidige spellen die in feite niet meer dan werkbladen zijn, kansen bieden voor het stimuleren van de ontwikkeling van geletterdheid.
Segers stelt dat in de ontwikkeling van aanvankelijk lezen eerst de executieve functies zich moeten ontwikkelen, waarna fonologische vaardigheden ontwikkeld kunnen worden, waarna vervolgens het lezen kan volgen. Kinderen met minder ontwikkelde executieve functies hebben baat bij de 'Stop, Think, Act'- methode, zo blijkt uit onderzoek van Segers. In een onderzoek met digitale media liet zij hiertoe een groep kleuters met knuffel aan de slag gaan, waarbij het kind de opdracht kreeg telkens eerst tegen de knuffel te zeggen wat het ging doen. De controlegroep ging zonder knuffel aan de slag. Deze eenvoudige toevoeging had goed resultaat!
Kinderen leren in ongeveer een half jaar Nederlands lezen. Ook zwakke lezers kunnen dit binnen dit tijdsbestek. Daarna, tweede helft groep 3 en in groep 4, moet de versnelling komen! Dan vallen de zwakke lezers ineens uit. Bij remediëring wordt doorgaans de methode van 'herhaald lezen' toegepast. Dit werkt, voor de herhaalde tekst. Maar, zo benadrukt Segers, er vindt geen transfer plaats! Naast dit herhaald lezen wordt er vaak gewerkt met flitskaarten. Hierbij wordt gewerkt aan de koppeling van klank aan teken. Segers wijst op een mankement in deze methodiek: De semantiek ontbreekt hierin geheel. Op grond van deze bevindingen heeft zij een game ontwikkeld: Leesrace. Onderscheidende kenmerken van dit spel zijn: het kind leest 'stil', het spel kan eindeloos doorgaan, fouten worden niet direct door anderen waargenomen, de semantiek wordt erbij betrokken. Bij dit spel ben je als lezer bovendien in competitie met je gemiddelde zelf, en kan je groeien. Dit spel is getoetst op de 25% slechtst lezende kinderen (Cito D/E-scores) en de uitslagen zijn positief. Het bevorderen van de leesvaardigheid met dit spel is effectief ook op het gebied van pseudowoorden en meerlettergrepige woorden. Bovendien zorgt dit spel er voor dat er transfer plaatsvindt. Het lijkt mij een prachtig resultaat waardoor je als leerkracht direct het spel wilt installeren. Het wachten is echter nog op een uitgever die dit spel in de markt wil brengen. Ik heb minimaal 1 uitgever gespot op het congres, dus wie weet zijn de contacten al gelegd... Laten we het hopen!
Verder spreekt Segers over andere voordelen die digitale media kunnen bieden op het gebied van het bevorderen van leesvaardigheid. Zij geeft aan dat teksten beter leesbaar kunnen worden gemaakt door de afstand tussen de woorden groter te maken. Australisch onderzoek heeft aangetoond dat dit meer effect heeft dan het inzetten van het dyslexie-fond. Een praktische tip voor jou als leerkracht is dus: Maak met behulp van je tekstverwerkingsprogramma de teksten beter leesbaar voor zwakke lezers door de afstand tussen de woorden te vergroten.
Verder zet Segers de resultaten van haar onderzoek naar begrip van hyperteksten door kinderen uiteen. De verrassende conclusie is dat, hoewel het lezen van hyperteksten cognitief meer belastend is dan lineair lezen, dat een kleine hypertekst nauwelijks verschil in begrip oplevert. Bij het aanbod van een meer ingewikkeld, networked hypertext, is het verschil wel aanzienlijk groter. Wat tevens opviel was dat kinderen na het lezen van eenvoudige hyperteksten meer complexe mindmaps maakten dan na het lezen van lineaire teksten. Naar aanleiding van dit (kleine) onderzoek naar het lezen van hypertekst heeft Segers een stappenplan ontwikkeld voor kinderen, bij het lezen van hypertekst. Een zeer directe link van wetenschappelijk onderzoek naar de onderwijspraktijk. Zo gauw dit A4tje te downloaden is zal ik de link op mijn blog plaatsen.
Ook bij het lezen van hypertekst blijkt de woordenschat van een kind de grootste voorspeller van de leesvaardigheid. De woordenschat is daarbij meer belemmerend dan het werkgeheugen! Conclusie is dan ook: Woordenschat doet er toe! Woordenschat is de belangrijkste voorspeller, ook belangrijker dan de mate van zelfregulatie. Onderzoek hiernaar loopt op dit moment. Daarnaast zou Segers graag nog onderzoek gaan doen naar digitale mogelijkheden om voorkennis te activeren, zodat kinderen leren observeren in plaats van zien. Hierbij denkt zij aan een game met microbeloningen als voorwaarden voordat je aan het werk kan gaan.
Eigenlijk had je er natuurlijk bij moeten zijn, maar omdat er ook les gegeven moest worden afgelopen vrijdag heb ik je hiermee bijgepraat. Binnenkort zijn de presentaties van de verschillende sprekers te vinden op de site van Stichting Lezen. In een volgend blog zal ik verslag uitbrengen van een deel van het middagprogramma. Voor nu: genoeg stof tot nadenken! Belangrijkste conclusies die ik zelf trok uit het ochtendprogramma zijn dat er mensen op de leerstoelen aan het werk zijn met een grote gedrevenheid. Ook werd benoemd dat de wetenschap het onderwijs eigenlijk niet bij kan houden. Dit vond ik heel herkenbaar. Als school kan je soms niet wachten tot wetenschappelijke onderbouwing is dichtgetimmerd. Dan loop je in deze tijd, zeker op het gebied van digitale media, ver achter de fanfare aan. Wat verder opviel is dat binnen het huidige onderzoek van de bijzonder hoogleraren de focus ligt op non-fictie, terwijl in fictie ook veel mogelijkheden lijkt te bieden bij het motiveren van kinderen. Bij mij blijft verder vooral de conclusie hangen dat we onze pijlen moeten richten op de intrinsieke motivatie van kinderen. In het middagprogramma werd hier een concrete invulling aan gegeven in verschillende deelsessies. Dus: meer en concreter volgt!